rookverbod

Rookverbod

 

Vijftien was ik toen ik begon…2584c3t
Stiekem in de pauze, op de speelplaats van de Mulo, een Moonshine af en toe. Daarna wat regelmatiger, pakjes van tien stuks Golden Fiction. Allemaal van mijn karige zakgeld. Niet veel later pakjes van twintig stuks. Eerst weer Golden Fiction en –na een tripje halverwege de jaren vijftig (ja, vorige eeuw…) naar Engeland- zo vaak als ik maar kon     -naast twenty Woodbines- ook Senior Service…
En ik voelde me flink.
Ik moest in dienst en koos voor de Marine. Dit betekende dus eenentwintig maanden lang pakjes zware Van Nelle, iets waar ik in het begin niets aan vond, maar ja, je moet toch mee doen niet waar en voor ik het wist vond ik het lekker en was ik één van de maten… Nog steeds spijt dat ik geen buitenmodel uniform heb aangeschaft toen, als de dood dat ik was dat ik voor ‘een beroeps’ zou worden aangezien…
Daarna ging het snel: in no time, na mijn diensttijd, vijfentwintig Caballero’s per dag en de laatste tien jaar werden dat er véértig per dag. Uiteraard zonder filter, want kinderachtig ben ik wat dit betreft natuurlijk nooit geweest…
Ik zeg ‘de laatste tien jaar’,want op m’n veertigste had ik het wel gezien en stopte ik abrupt. Cold turkey.
Al die tijd had ik ook gevoetbald. Vijfentwintig jaar voetbal en vijfentwintig jaar roken! Maar het kon nog gekker. Sommige van mijn voetbalvriendjes staken zelfs in de rust, bij de thee, nog een sigaret op, terwijl ik met m’n doorrookte longen op adem probeerde te komen van de eerste helft. De volgende ruim vijfentwing jaar dus niet roken en de squashbaan op. Eerst één maal per week, toen drie en vervolgens jarenlang soms wel vijf keer per week. Het kon niet op. En ik kon behoorlijk uit de voeten. Meestal tegenstanders van twintig, dertig jaar jonger dan ik en nòg konden ze het niet winnen.
En ik voelde me flink…
Zesenzestig was ik toen ik een pijntje begon te voelen. Kon nooit iets ernstigs zijn natuurlijk. Wat zeiden ze ook alweer…? ‘Na tien jaar niet roken zijn je longen schoon’.
Immers…
‘Bakerpraatjes’, zei de longarts toen hij mij m’n doodvonnis mededeelde. ‘Komt door die eerste vijfentwintig jaar’.
En ik probeerde flink te zijn.
God wat was ik bang! Maar ik liet het niet merken. Nog banger werd ik toen men had besloten het pijntje weg te snijden. Wie weet wat er niet allemaal zou kunnen gebeuren. Maar ik troostte me met de gedachte dat ik de volgende morgen, vooropgesteld dat ik zou ontwaken, weer ‘schoon’ zou zijn. Geen longkanker meer. Geen pijntje meer. Maar god, wat was ik bang…

Nu rook ik alweer enkele jaren méé…
M’n meest dierbare familieleden, m’n meest dierbare vrienden, zij roken allemaal dapper door en hebben zich van wat mij overkwam verder niets aangetrokken. En gelíjk hebben ze! Ze doén maar! Ik ben echter blij dat de overheid zich mijn zaak wèl heeft aangetrokken en een algeheel rookverbod in openbare ruimtes heeft afgekondigd.
Nu nog een verbod voor in huis en voor buiten op straat, want zelfs dáár ruik ik het en stoort het me…

neen, zeg ik
ik wil niet dood
mijn moeder
die morgen verjaart
en bijna honderd lijkt
zij wel en ik
moet nog zoveel jaar…

dan mag ik weer
naar huis
niet echt blij
niet echt dood…