VIVALDI
Ik zit ergens op een stoepje, aan een van de vier zijden van het San Marco plein en vraag me af wat ik hier –te midden van vele honderden anderen- zit te doen. Ik zou natuurlijk, zoals het hoort, dat paleis, of wat het dan ook is, aan de tegenoverliggende zijde moeten gaan bezichtigen. Kunst kijken. Venetiaanse kunst kijken. Maar eigenlijk heb ik het al wel gezien. Ik ben moe. Alleen de trip hierheen al.
Vanaf een overdekt parkeerterrein net buiten Venetië, in de hitte, in een overvolle bus vermomd als rondvaartboot, naar de Ponte di Rialto. En daarna, op een piepklein terrasje aan het Canal Grande, aan de voet vàn, enkele kwart liters, om bij te komen… Het liefst was ik, na het nuttigen hiervan, onmiddellijk weer in dat bootje gestapt om terug te gaan. Maar ja…Daarvoor ben ik niet hier naartoe gekomen natuurlijk. Ik kijk nog maar eens naar de ontzettende hoeveelheid mensen die staan te dringen om dat paleis binnen te mogen gaan en besluit uiteindelijk om dat dus maar niet te doen.
In Rome is dat me dat ook al eens overkomen…
Onderweg naar het Piazza San Pietro en me verheugend –bij voorbaat- op het zien van Michelangelo’s Sixtijnse Kapel… Kilometers had ik al gelopen –althans zo leek het- vanuit mijn hotel ten noorden van Villa Borghese, zoveel mogelijk langs de Tiber (dom, want die kronkelt er zó nog een kilometer bij…) richting het Vaticaan. Op een gegeven moment stond daar langs de kant in een straat (het Sint Pietersplein was nog in geen velden of wegen te bekennen…) een lange rij mensen. Toeristen, net als ik. Toen ik de hoek omsloeg was daar nog steeds die rij… En die hield maar niet op. Ook na de volgende hoek niet en pas na weer een hele straat was daar heel in de verte een glimp van de Sixtijnse Kapel. De lol was er toen al lang vanaf natuurlijk en na een kort bezoek aan het Sint Pietersplein was het eerste het beste terras aan de overkant van de Tiber voor mij.
Het is ook overal hetzelfde…
Ik sta op en laat me meevoeren met de stroom toeristen die ook het Piazza San Marco wel voor gezien houden, door duistere, nauwe Venetiaanse straatjes met dure winkels vol met glas en lederwaren, terug in de richting van de Rialto brug.
Halverwege wordt het straatje waarin we lopen ineens wat breder en kruist een ander straatje en vormt een pleintje. Er ontstaat een opstopping en mensen groeperen zich om vijf à zes jonge musici, die uit het niets te voorschijn lijken te zijn gekomen.
Een flashmob in Venetië… In zwierig zwart gekleed en gewapend met violen en zelfs een cello, brengen zij -heel professioneel- Antonio Vivaldi’s ‘Herfst’ uit de ‘Vier Jaargetijden’ en verdienen in korte tijd veel geld dat hen door ons wordt toegeworpen en dat van de grond wordt opgeraapt door een fraaie Italiaanse, al nèt zo zwierig gekleed.
Ik sta vooraan en geniet van dit alles. Toch niet voor niets naar Venetië gekomen… Voordat de politie arriveert, zijn ze weer verdwenen en lijkt het alsof er nooit wat is gebeurd.
We schuifelen door en staan plotseling weer oog in oog met de Rialto en ik verwaardig me zelfs om hem tot halverwege te beklimmen. Hangend over de balustrade zwaai ik naar figuren die op ‘mijn’ terrasje aan de voet vàn, een biertje zitten te drinken en ik voel me welhaast blij…